ha lief,

zojuist Boris en Roosje naar Schiphol gebracht. Ze gaan naar Zuid-Afrika! Boris was daar
ooit eerder, met Lucas. In de tijd dat Lucas voor €25,- tickets kon bekomen voor elke
plek op de wereld waar hij naar toe wilde. Oh… het afscheid toen! Niet eens het
moment dat Gwan en ik hun op Schiphol hadden uitgezwaaid. Maar – Gwan en ik waren
nog op Schiphol volgens mij – Lucas belde me en gaf me een hevig snikkende Boris aan
de lijn. Hij wilde niet hij kon niet bij me weg. Dus heb ik hem heel stevig gezegd dat hij
Lucas z’n hand moest vasthouden en … nou ja nog een aantal dingen. Maar vooral die
van Lucas z’n hand weet ik nog zo sterk. En toen gingen ze en was het over.

En nu heb ik weer een spannend vertrek gemaakt: we reden nog niet bij hun huis weg of
HET lampje ging weer branden. Je weet wel: dat lampje waar ik in het begin van de
loopbaan van deze auto voor naar jullie Kees-garage was geweest. En waar we later nog
een reparatie voor hadden gedaan. Allemaal niet duur en het was ook goed vanaf dat
punt. Maar uitgerekend nu ging het lampje dus branden, mèt de daarbijbehorende
inhoudende motor bij het optrekken. Totdat ik schakelde, dan trok hij weer dóór.
In het begin denk ik dan altijd dat het wel weer over gaat. Maar op een gegeven
moment moest ik het toch gaan zeggen en voorleggen of ik ze niet beter naar een
station kon brengen. Boris zocht het op en constateerde dat er verminderd treinverkeer
was naar Schiphol, dus dan zouden we over Hoofddorp moeten, waar er een busdienst
rijdt naar Schiphol. Ondertussen konden we voelen of de auto betrouwbaar was, qua
maximumsnelheid, om over de grote weg te kunnen het laatste stuk.

Ging er natuurlijk nóg een lampje branden. Maar o, we deden het zo goed. Ik deed het
zo goed, omdat ik alles opbiechtte wat ik anders alleen zou willen oplossen, om hun niet
te belasten bij de reisspanning. Roosje werd, i.p.v. all-over-the-place-spannend
inwendig-spannend. Boris was een rots in de branding die als een alerte assistent extra
handen was. Prachtig.

Het ergste moment was toen de auto ná de laatste stoplichten voor de grote weg
helemaal niet meer wilde optrekken. En toen ik hem wanhopig wilde doorgassen sloeg
hij helemaal af. 30 meter door het stoplicht heen. Op de rechterrijbaan. Vlak voor een
kruising. En toen deed ik het weer goed: ik werd kwaad (watsnotverdorie, het ZAL toch
niet!), telde tot 10 en startte de motor weer. Het gevreesde lampje bleef uit. Ik kon weer
gas geven en we reden met een heel normale snelheid zoef in één keer door naar
Schiphol. Waar ze helemaal klaargestoomd waren voor de reis. “Succes met
thuiskomen!” zei Roosje nog. En ik zei: “Succes met ver weggaan!” Ik reed helemaal
ongehinderd weer naar huis. Over wegen met aan weerszijden die mooie
sneeuwaangedane bomen. Morgen kan ik terecht bij de garage.


Ohhh… die wegbrengreisjes naar Schiphol! Wat zijn dat toch een magische queestes. Ik
kan het niet helpen, maar ik geloof dus in op deze manier in cycli: dat deze reis naar
Zuid-Afrika weer zo’n “loslaat”-component in zich moest hebben. Op de terugweg zat ik
te huilen van trots, op deze zoon van mij.

En soms zijn de daden van trots zo veel kleiner. Sinds ik ziek ben drink ik steeds thee van
stukjes gember met een citroenschijfje. Gisteren vroeg ik aan Gwan of hij thee wilde. En
welke. “Wat heb jij?” vroeg hij. “Gemberthee” zei ik, in de stellige overtuiging dat dat
niks was voor hem. “Wil je die?” vroeg ik met ineens een vanzelfsprekendheid dat hij
zou willen proeven van wat ik had. “Ja” zei hij. En ik wist dat we vrij waren van iets.

Ik ben gelukkig.

liefs,
Joke

blz. 222 – ik kan wel kwaad worden heus wel
Sleutelwoorden: